Waterbehandeling kiezen – automatisch chloor, zout of combinatie Copy
Voorbeeldschema’s voor beginner, recreant en triatleet in een Swimm. Met techniek- en intervalblokken en richtsnelheden in min/100 m, afgestemd op uw niveau.
Inhoudsopgave
- Zwemsnelheid in min/100 m: zo gebruikt u het in training
- Tempozones: van techniek tot interval
- Voorbeeldschema beginner (3× per week)
- Voorbeeldschema recreant (2–4× per week)
- Voorbeeldschema triatleet (tempo, drempel, intervallen)
- Techniekblokken die goed werken in stroming
- Veelgebruikte intervalvormen in een Swimm
- Conclusie
- Veelgestelde vragen (FAQ)
1. Zwemsnelheid in min/100 m: zo gebruikt u het in training
Wat betekent min/100 m? U stelt de stroming in als een tempo, bijvoorbeeld 2:10 of 1:45 per 100 meter. Dat werkt prettig omdat u trainingen kunt plannen zoals in een zwembad of open water: rustig, stevig of hard, maar dan zonder keerpunten.
Praktische tip: als u nog geen “eigen tempo” kent, start dan met een snelheid waarbij u technisch netjes blijft zwemmen. Bouw pas op als uw houding en ademhaling rustig blijven.
Link (meer over instellen en trainen in blokken)
2. Tempozones: van techniek tot interval
Waarom zones? Met zones voorkomt u dat elke training “middelzwaar” wordt. U wisselt techniek, duur en intensiteit af, waardoor u sneller vooruitgaat en minder snel overbelast raakt.
U kunt deze eenvoudige zones gebruiken (richtlijnen):
- Zone A – techniek/herstel: u kunt praten, focus op ontspannen slag.
- Zone B – rustige duur: comfortabel, langere blokken.
- Zone C – stevig tempo: geconcentreerd, maar vol te houden.
- Zone D – interval: korter, duidelijk zwaar.
- Zone E – sprint: heel kort, maximaal controleerbaar.
Afstemmen op uw model (maximale snelheid): niet elk Swimm-model gaat even hard. Zo wordt voor de Classic en Basic een maximale zwemsnelheid rond 1:50 min/100 m genoemd, het Zwemkanaal rond 1:30 min/100 m, en de Professional rond 1:12 min/100 m. Pas uw “snelle sets” dus aan op wat uw model kan én op wat technisch netjes blijft.
3. Voorbeeldschema beginner (3× per week)
Doel: rustig wennen aan stroming, ademhaling en basistempo; vooral veel techniek en korte blokken.
Training 1 – wennen + techniek (20–30 min)
- 5 min rustig inzwemmen (Zone A)
- 6× 1 min zwemmen / 30 sec rust (Zone A–B)
- 6× 30 sec techniekfocus (bijv. lange uitademing, rustige armslag) / 30 sec rust
- 3–5 min uitzwemmen (Zone A)
Training 2 – rustige duur (20–35 min)
- 5 min inzwemmen (Zone A)
- 3× 5 min rustig doorzwemmen (Zone B) met 1 min rust tussenin
- 3–5 min uitzwemmen (Zone A)
Training 3 – korte intervallen (20–30 min)
- 5 min inzwemmen (Zone A)
- 8× 45 sec iets steviger (Zone B–C) / 45 sec rustig
- 4× 20 sec “vlot maar netjes” (Zone C) / 40 sec rustig
- 3–5 min uitzwemmen (Zone A)
Opbouwregel (4 weken): elke week 5 minuten langer óf 2 herhalingen extra, maar niet allebei tegelijk.
4. Voorbeeldschema recreant (2–4× per week)
Doel: conditie en techniek verbeteren met één duurtraining, één tempotraining en optioneel één herstel- of techniektraining.
Training A – duur (30–45 min)
- 8 min inzwemmen (Zone A)
- 20–30 min rustige duur (Zone B)
- 5 min uitzwemmen (Zone A)
Training B – tempo (25–40 min)
- 8 min inzwemmen (Zone A)
- 3× 6 min stevig (Zone C) met 2 min rustig (Zone A–B)
- 5 min uitzwemmen (Zone A)
Training C – techniek (20–30 min)
- 5 min rustig
- 10× 1 min techniekfocus / 30 sec rust
- 5 min rustig uitzwemmen
Training D – optioneel interval (20–35 min)
- 8 min inzwemmen
- 10× 1 min hard (Zone D) / 1 min rustig
- 5 min uitzwemmen
5. Voorbeeldschema triatleet (tempo, drempel, intervallen)
Doel: efficiënte slag, veel “steady” meters en gerichte intervallen op tempo. In een Swimm is dit praktisch omdat u exact in min/100 m kunt sturen en uw tempo constant blijft.
Training 1 – drempel (35–50 min)
- 10 min inzwemmen (Zone A–B)
- 4× 6 min drempel (Zone C) / 2 min rustig
- 5–10 min uitzwemmen
Training 2 – VO2/interval (30–45 min)
- 10 min inzwemmen
- 12× 1 min hard (Zone D) / 1 min rustig
- 6× 20 sec sprint (Zone E) / 40 sec rustig
- 5 min uitzwemmen
Training 3 – lange steady (40–60 min)
- 10 min inzwemmen
- 25–45 min steady (Zone B–C, “wedstrijd-achtig”)
- 5 min uitzwemmen
Pace-keuze: triatleten die sneller willen trainen hebben baat bij modellen met hogere maximale snelheid (bijv. Professional rond 1:12 min/100 m), omdat u dan ook echt korte, harde intervallen kunt doen.
6. Techniekblokken die goed werken in stroming
Waarom techniekblokken? Zonder keerpunten kunt u lang in hetzelfde ritme blijven. Dat maakt stroming ideaal om kleine technische verbeteringen meteen te voelen.
Praktische blokken (kies er 1–2 per training):
- Ademritme-blok: 6× 1 min “rustig uitblazen onder water” / 30 sec rust
- Lange slag-blok: 8× 45 sec focus op rustige catch en lange uitdruk / 45 sec rustig
- Lichaamslijn-blok: 6× 1 min “heupen hoog, rustig benen” / 30 sec rust
- Frequentie-blok: 10× 30 sec iets hogere armslagfrequentie (zonder slordig te worden) / 30 sec rustig
7. Veelgebruikte intervalvormen in een Swimm
Welke vorm past bij u? Kies één intervalvorm per week en herhaal die 3–4 weken; dan ziet u progressie.
- Ladder: 1–2–3–4–3–2–1 min hard (Zone D) met telkens 1 min rustig
- Piramide tempo: 3× (2 min stevig + 1 min rustig + 1 min hard + 2 min rustig)
- Tabata-achtig: 8× (20 sec hard / 10 sec rustig) – alleen als u technisch controle houdt
- Blokken op tempo: 5× 4 min stevig (Zone C) / 2 min rustig
Conclusie
Zwemtraining in een Swimm is overzichtelijk omdat u traint op min/100 m en zonder keerpunten. Begin met techniek en rustige duur, voeg daarna tempo- en intervalblokken toe, en stem “snelle sets” af op uw niveau én op de maximale snelheid van uw model. Zo bouwt u structureel conditie op, zonder dat techniek of herstel achterblijft
FAQ
Vraag 1: Welke snelheid (min/100 m) is goed om mee te starten?
Antwoord: Start op een tempo waarbij u technisch netjes blijft zwemmen en rustig kunt ademen. Als u merkt dat u gaat “vechten” om op plek te blijven, staat de stroming te hard.
Vraag 2: Kan ik echt trainen met blokken zoals warming-up en intervallen?
Antwoord: Ja. U kunt de zwemsnelheid instellen in min/100 m en trainingen opbouwen in blokken (warming-up, kernset, cooling-down).
Vraag 3: Welke intervallen zijn het meest effectief voor conditie?
Antwoord: Voor de meeste zwemmers werken 30–90 seconden hard met gelijke of iets langere rust het best. Kies liever “netjes hard” dan “slordig maximaal”.
Vraag 4: Wat als mijn model niet snel genoeg gaat voor sprintsets?
Antwoord: Dan verschuift de focus naar tempo- en drempelblokken binnen uw bereik. Modellen verschillen in maximale snelheid (bijv. Classic/Basic rond 1:50, Zwemkanaal rond 1:30, Professional rond 1:12 min/100 m).
Vraag 5: Hoe vaak moet ik trainen om progressie te merken?
Antwoord: Met 2 trainingen per week verbetert uw basisconditie. Met 3–4 trainingen per week gaat progressie sneller, vooral als u één duur-, één tempo- en één interval/techniektraining afwisselt.

Heb je een vraag? We helpen je graag!
Bel ons op +31 (0) 411 745 005 of mail naar info@swimm.nl. Je kunt ook langskomen op ons kantoor in Boxtel. Je bent altijd welkom!
.png)

.avif)

